Werk in uitvoering – door JW Rijneveldshoek
Zoals ik al eerder meldde, verblijf ik momenteel in Studio Betzy van Museum Tromp’s Huys, om hier als “artist in residence” te schrijven aan mijn novelle “Het Wachtende Water”, over de laatste levensdagen van J.J. Slauerhoff. Via deze artikelen houd ik ieder op de hoogte van de vorderingen.
Voor ik met mijn wederwaardigheden begin, wil ik eerst Slauerhoff aan het woord laten. Hier volgen de eerste regels uit zijn roman ‘Het Leven op Aarde’, in de oorspronkelijke spelling:
‘Een oude zomerdag aan de Chineesche kust die al zooveel eeuwen zijn grauwe gesteenten en ….. klippen en bruine oevers door de golven van de stille Zuidzee heeft laten bespoelen en uithollen. Maar de kustlijn is bijna niet teruggeweken. Er is behalve de trage deining weinig beweging, om vooruitspringende rotsen kolkt het water, de visschersvloten bewegen zich in stille zwermen langs de kust, eenzame vrachtjonken gaan traag als in zichzelve gekeerd van haven tot haven. De stoomschepen der Europeanen gaan gehaast in en uit, maar worden bijna niet opgemerkt. Evengoed blijft alles hetzelfde.’
Oud-Germaans bepaalde de spelling
Ik wil het dit keer over taal en spelling hebben. De afgelopen maanden heb ik behoorlijk wat werken van en over Slauerhoff gelezen. Niet alles was geschreven in de ons zo vertrouwde moderne spelling. Zo heb ik de romans, de verhalen- en poëziebundels van Slauerhoff in de spelling gelezen zoals die in de twintiger en dertiger jaren gangbaar was. Een periode waarin
men bijvoorbeeld nog “tusschen” schreef in plaats van “tussen” . En woorden als “zoo”, “oogen” en “terugkeeren” werden met een dubbele “oo” of “ee” gespeld, terwijl woorden als “pogen” en “lezen” wel met één enkele “o” of “e” werd geschreven.
Dat was terug te voeren op de etymologische oorsprong van de eerstgenoemde woorden: de dubbele “ee” en de dubbele “oo” kwamen voort uit de oorspronkelijke tweeklank van die woorden in het oud-Germaans. Daarnaast kregen bijvoeglijke naamwoorden en lidwoorden bij mannelijke woorden in de derde en vierde naamval een extra “n”, zoals bij “in den nacht” en
bij “de kleine azuren golven”. Deze (en nog andere) spellingregels dateerden uit 1863, toen ze werden opgesteld door de taalgeleerden De Vries en Te Winkel. Alleen deze spellingregels werden destijds ook weer niet heel dwingend opgesteld, zodat niet elke schrijver bepaalde woorden op dezelfde wijze opschreef. Zo schreef de één “tussen” en de “tusschen”, en beide
waren goed.
Nog even dit: juist omdat in het dagelijks taalgebruik niet te horen was of iemand “de” of “den” zei en de dubbele “oo” in “oogen” ook niet te horen was, werden in 1946 de spellingregels vereenvoudigd. Voortaan bepaalde niet de spelling de spreektaal maar de spreektaal de spelling.
De geur van de Frangipani
Waarom al deze informatie over de spelling van een eeuw geleden? Omdat ik op een bepaald moment besloot een waandroom van Slauerhoff te verbeelden via een verhaal. Een verhaal dat hij – zogenaamd – had bedacht vanuit een schuldgevoel naar een ex-geliefde. De spellingregels van De Vries en Te Winkel waren zo ingewikkeld dat deze onderneming een enorme uitdaging bleek. Uiteindelijk heb ik de spelling uit de romans en verhalenbundels van Slauerhoff zo goed mogelijk proberen aan te houden bij mijn poging om het verhaal “De geur van de Frangipani” de juiste “ouderwetsche” spelling mee te geven. Dat leidde bijvoorbeeld tot het volgend fragment:
Het weidsche panorama van den Indischen Oceaan, er bestond voor hem geen grootere pracht in deze wereld. Hij kon er eindeloos naar kijken. Soms doken er glinsterende vliegende visschen boven de golven op, die daarna elders weer in den diepte verdwenen. Als verkenners die even tevoorschijn traden om hun bevindingen vervolgens aan hun afwachtende soortgenooten te rapporteeren.
En dan thans over zwerfzucht
Het aardige van boeken lezen van honderd jaar geleden is dat je daarin woorden tegenkomt die niet of nauwelijks nog gebruikt worden. Hoe mooi ze ook zijn. Zoals “zwerfzucht”. Een begrip dat helemaal de onrust en het dolen van Slauerhoff dekt. Een prachtwoord, niet alleen vanwege de alliteratie maar ook vanwege het tweede deel “zucht” oftewel verlangen. Je kunt precies voorstellen hoe dat woord ontstaan is: “het zuchten vanwege het gemis van iets of iemand.” Ik weet niet meer of ik het in één van zijn reisbeschrijvingen tegenkwam of in zijn dagboek, maar ergens spreekt Slauerhoff zelf over “mijn zwerfzuchtige hart”.
Ziekelijke neiging
In de 19de eeuw werd “zwerfzucht” nog als een ziekelijke aandoening omschreven. Zo spraken de medici toen bijvoorbeeld over de aandoening “melancholie errabundata”. Daar leden mensen onder die zwaarmoedigheid vertoonden die gepaard ging met, jawel, zwerfzucht. En volgens dezelfde medici lag de aandoening “poriomanie”, omschreven als de ziekelijke neiging tot zwerven, c.q. ten grondslag aan zwerfzucht oftewel het verlangen om een ongeregeld leven te leiden. Foei!
Bedenk wel dat in het fatsoenlijke Nederland van de negentiende eeuw zwerven taboe was. Daarom werden destijds alle zwervers uit het westen van ons land naar het Tweede Gesticht van de Dwangkolonie Veenhuizen gestuurd. Overigens heel mooi beschreven door Suzanna Jansen in haar boek “Het pauperparadijs” (aanrader!). Ten tijde van Slauerhoff had het begrip zwerfzucht ondertussen zijn negatieve connotatie verloren. Sterker nog, het werd meer als een romantisch ideaal gezien. Als het verlangen naar een andere, vreemde, verre wereld.
Nog een fragment uit “De geur van de Frangigipane”
‘Sinds de dag dat ik jou de valreep van ons schip zag afgaan, terwijl je nog even omkeek, naar mij lachte en zwaaide, sinds die dag heb ik bijna elken grauwzame nacht van je gedroomd. Je verliet mijn gedachten niet. Mijn onrust voerde mij van kust tot kust. Mijn anders zoo zwerfzuchtige hart verlangde slechts naar één ding: jou weer te zien. Daarom kwam ik… niet om het ziekenhuis van je echtgenoot te bezoeken, niet uit nieuwsgierigheid naar zijn plannen daar, niet vanwege het Midden-Javaansche landschap, ik kwam… voor jou. Voor jou alleen.’
Tot slot
Afgelopen donderdag, op 30 november 2023, om 16.16 uur, heb ik de laatste punt gezet. Toen beschouwde ik de eerste versie van mijn novelle “Het Wachtende Water” als zijnde voltooid. Het is volbracht. Zondagochtend zal ik mij met bezwaard gemoed bij de veerboot naar Harlingen melden om Vlieland en daarmee Studio Betzy achter mij te laten. Dan vangt mijn thuisreis aan. Er volgt echter nog minstens één nieuwsbrief. Dus…. wordt vervolgd.