Bijzondere Vlielandse grafcultuur nader bekeken
Een reproductie van een fraaie tekening van de walviskaken op het kerkhof van Johannes Graadt van Roggen ondersteunt een kleine tentoonstelling over de walviskaken op het kerkhof en de walvisvaart vanuit Vlieland.
Vlieland was in de 17de eeuw actief betrokken bij de walvisvaart. Hoewel de andere Nederlandse en Oost-Friese Waddeneilanden een groter aandeel in deze bedrijfstak hadden, telde Vlieland in de bloeitijd 74 commandeurs onder zijn bevolking. De meeste van deze kapiteins ter walvisvaart woonden in West-Vlieland. Een bekende onder hen was Rijk Corneliszoon IJs. Naar hem is niet alleen een Oost-Vlielander glop vernoemd, maar bovendien de door hem ontdekte eilanden ten oosten van het voormalige Zuyd-Ooster Eyland, thans Edgeøya, op Spitsbergen. Op een kaart van Gerard van Keulen uit 1728 staan de eilanden vermeld als Ryk Ises Eylanden. Deze kaart is in de collectie van Het Scheepvaartmuseum.
Een restproduct van de walvisvaart vormden de onderkaakhelften van de baardwalvissen. Deze kaken werden aan de mast van het schip gebonden, er werd onderin een gat geboord en er werd onder het gat een emmer gehangen; de beenderolie die zo uit de kaak liep, werd voor allerlei doeleinden op het schip gebruikt. De afgewerkte kaken werden in de veeteeltgebieden van Holland, Friesland en Groningen in weilanden geplaatst als schuurpaal voor het vee. Ook werden de kaakhelften wel gebruikt als materiaal voor schuttingen en hekwerk; de schouderbladen gebruikte men als stoeptegel.
Op Vlieland werden de kaken gebruikt als grafsteen. Vlieland was een armer eiland dan de andere Waddeneilanden. En grafstenen waren duur. Een walviskaak was duidelijk tweede keus en eigenlijk een teken van armoede. Maar tegenwoordig maken die grafpalen deel uit van Vlielands cultuurhistorische rijkdom: ze kennen in Europa hun weerga niet.
Groenlandse walvis
Dat de grafpalen bijzonder waren, werd al in 1920 onderkend door dr. A.B. Van Deinse, een Rotterdams bioloog, die zich in walvissen had gespecialiseerd. Op diens verzoek werden zes van de zeven Vlielandse walviskaken van het kerkhof naar de Nicolaaskerk verplaatst, waar ze niet langer te lijden hadden van weer en wind. De zevende – met de fraaiste inscriptie! – verdween naar het Natuurhistorisch Museum te Leiden, nu Naturalis. De overige zijn nog steeds in de kerk te bewonderen. Die Leidse kaakhelft zal daar wel blijven. Het is een bot van de Groenlandse Walvis, die mede door toedoen van onze dappere en ijverige voorvaderen is uitgestorven. De collega’s in Leiden koesteren de zeldzame kaakhelft vanwege zijn natuurhistorische waarde.
Betzy Akersloot-Berg legde in olieverf vast hoe de kaken tot dan toe op het kerkhof stonden. Dit schilderij hangt in de tuinkamer, als onderdeel van de vaste tentoonstelling over Betzy op Vlieland. In de collectie van het museum bevinden zich ook andere curieuze voorwerpen: een walvisschouderblad, waarop Betzy een Noors kustgezicht schilderde, een driepoot krukje van een walviswervel, een foto van een gezelschap voor de geopende muil van een dode walvis en een walvispenis. Betzy zelf mocht zich namelijk ook tijdelijk rekenen tot de walvisvaarders. In opdracht van de Duitse keizer Wilhelm II voer ze in 1892 vanuit Kiel mee om de jacht in schetsen en schilderijen weer te geven. Of ze naar aanleiding van die expeditie ook werkelijk schilderijen heeft gemaakt, weten we helaas niet. De als grafmonument gebruikte walviskaken in de kerk zijn uitgebreid te bezichtigen tijdens de Markante Monumenten-wandeling.